skip-to-main-content
zoeken
zoeken

De rol van de waterschappen bij groenblauwe dooradering

In de realisatie van groenblauwe dooradering hebben waterschappen een belangrijke rol te spelen. Dit kan concreet door het aanleggen van bepaalde elementen, zoals natuurvriendelijke oevers, maar ook door advies, subsidieverstrekking en vergunningverlening. De waterschappen zijn zich bewust van hun unieke positie en maatschappelijk verantwoordelijkheid, maar de uitvoering in de praktijk blijkt wel wat uitdagingen met zich mee te brengen.  

Bart Specken is coördinator biodiversiteit bij Waternet geeft aan dat er de laatste tijd een verandering in positie en gedachten bij de waterschappen over hun rol rondom biodiversiteit. Dit komt tot uitdrukking in de position paper ‘Waterschappen aan de lat’ van de Unie van Waterschappen uit 2020. Ook is er een manifest ontwikkeld waarin de realisatie van een blauwgroen netwerk als doel voor de waterschappen wordt genoemd. Veel verschillende elementen in het beheergebied van waterschappen kunnen namelijk onderdeel zijn van groenblauwe dooradering.

 

Kaderrichtlijn Water

In hetzelfde manifest wordt duidelijk dat zonder groenblauwe dooradering de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) niet zullen worden gehaald. KRW doelen worden beoordeeld op basis van chemie én het voorkomen van planten en soorten. Met het realiseren van groenblauwe dooradering kan de habitatkwaliteit verbeterd worden, bijvoorbeeld door het aanleggen en beheren van natuurvriendelijke oevers.

 

Mandaat

Het voorbeeld van natuurvriendelijke oevers laat ook gelijk de uitdagingen zien waar de waterschappen voor staan als het gaat om groenblauwe dooradering. Uit een ontwerp voor een proefproject binnen het stroomgebied van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht blijkt dat tot wel 22 m2 groenblauwe dooradering per strekkende meter in een watergang gerealiseerd kan worden. Mede door natuurvriendelijke oevers. Hiervoor is wel medewerking nodig van de agrariërs die de oevers bezitten. Ondanks beschikbare subsidies blijkt dit toch moeilijk. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het beheren van waterkwaliteit voor regionale wateren, maar hebben geen mandaat om bronaanpak af te dwingen. En in zulke situaties speelt dat parten. Het project wordt wel doorgezet, maar dan alleen met de beschikbare ruimte in de zijsloten.

 

Mogelijkheden

Ondanks de uitdagingen, kunnen de waterschappen veel teweegbrengen. Ze kunnen op het gebied van waterkwaliteit alarmerend en adviserend zijn richting andere overheden. Daarnaast doen zij onderzoek in hun stroomgebied en gaan daarover in gesprek over met betrokkenen. Met subsidies en vergunningenverlening kunnen waterschappen ook een bepaalde richting aangeven.

 

Veel oppervlakte biedt veel kansen

Mike Dijkstra is projectmanager bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het beheergebied van Rijnland heeft 1,3 miljoen inwoners, 40 grote meren, 13.000 km aan watergangen, 370 gemalen en 3.400 stuwen/inlaten. Een groot en complex gebied dus. Ook bevat het gebied meer dan 200 polders en ruim 1.300 km aan dijken. Een groot oppervlak waar dan ook heel veel kansen zijn om natuurinclusief en ecologisch te gaan werken. Dit gaat natuurlijk niet zonder uitdagingen, want in het gebied ontstaat ook een toenemende druk op ruimte en water door verstedelijking. Ook problemen als bodemdaling en verzilting treden hier op.

 

Ambitie

Rijnland heeft ondanks de uitdagingen een ambitie op het gebied van groenlauwe dooradering, want zij zien ook dat dit kansen biedt voor het verbeteren van waterkwaliteit en ecologie. Hierdoor proberen zij in alle lopende KRW, onderhouds- en watergebiedsplannen groenblauwe dooradering mee te nemen. De lopende projecten liggen verspreid door het beheergebied. Het is daarom erg belangrijk om aandacht te houden voor de connectie tussen de natuurvriendelijke systemen. Dit is dan ook een van de voornaamste opgaven voor de komende jaren.

 

Verleden en toekomst

Naar aanleiding van een van de presentaties tijdens de plenaire sessie komt een discussie over cultuurlandschap op gang. Neem bijvoorbeeld het Haarlemmermeer gebied. Dit is een laag polderlandschap met weinig elementen. Sinds 1852 wordt dit zo beheerd. Hoe kies je of en wat voor elementen je hier toepast?  En hoe verhoudt een natuurvriendelijke oever zich tot de cultuurhistorische geschiedenis? Duidelijk is dat er gebiedsgericht gekeken moet worden, en dat de belangen voor een gebied kunnen veranderen. Er zullen altijd (economische) ontwikkelingen zijn die van invloed zijn op het landschap. Kijk maar naar Schiphol, daar is ook ruimte voor gemaakt. De realiteit is dat we nu aan de slag moeten voor de waterkwaliteit en voor de ecologische kwaliteit. Natuurvriendelijke oevers passen goed in de polders, en we hebben ze hard nodig om allerlei ecologische doelen te halen. Dit past ook bij de ontwikkelingen die Mike de laatste jaren ziet in de sector. Zo hebben aannemers interesse in natuurinclusiviteit, en ook de loonwerkers worden opgeleid om natuurinclusief te werken.

 

Kansen vanuit de waterschappen voor groenblauwe dooradering

Het mag duidelijk zijn dat er genoeg kansen liggen vanuit de waterschappen om groenblauwe dooradering te realiseren. Deze worden hieronder nog eens opgesomd:

  1. Het watersysteem: het is een grote kans dat waterschappen een groot oppervlak beheren, met al een lijnvormige infrastructuur door alle gebieden.
    1. Hoe dit te doen is nog de uitdaging.
    2. Je hebt de dooradering nodig om je kwaliteit nodig om de doelen te halen, dus het levert een win-win op.
  2. Klimaatadaptatie is een grote kans. Er moet meer ruimte komen voor waterberging, dit kan goed gecombineerd worden met natuurontwikkeling.
  3. Integrale aanpak met ambities op KRW.
  4. De kans ligt ook bij de boeren. De landbouw staat voor een grote transitie, die kansen biedt voor GBDA. Veel waterschappen hebben (goed) contact met agrariërs. In constructief contact is hier veel mogelijk.
  5. Samenwerking met alle relevante partijen goed inrichten.

Download de presentatie